Interview

Michiel Blanchart over 'La Nuit se traîne'

Simon Lionnet

Michiel Blanchart, die in 2020 van de Grand prix du court-métrage won op het Festival van Gérardmer voor T'es morte, Hélène, neemt ons mee op een wilde rit door de Brusselse nacht in La Nuit se traîne, een spannende en ambitieuze thriller die zich afspeelt in het hart van de Europese hoofdstad. Ter gelegenheid van de bioscooprelease van zijn eerste langspeelfilm praat de Belgische regisseur over het politiegeweld dat hem inspireerde, de uitdagingen tijdens de opnames, zijn manier om Brussel te tonen en zijn toekomstige project.

In T'es morte Hélène benaderde je het einde van een relatie vanuit een bovennatuurlijke invalshoek. Hoe ben je op het idee gekomen om ditmaal voor een actiethriller te gaan?

Michiel Blanchart: ‘Ik hou al van kleins af aan van cinema. Ik kijk al films sinds mijn zesde. Ondertussen ken ik er misschien veel meer van, maar ik ben nog steeds trouw aan het kind in mezelf en aan de films die me ertoe brachten naar de bioscoop te gaan. Daarom heb ik een zeer speelse relatie met cinema en regisseren. Ik heb dan ook altijd toegankelijke films willen maken die mensen zin geven om naar de bioscoop te gaan. Daarnaast moet ik toegeven dat ik zowel van horror, actie als thrillers hou, en dat ik alles wil proberen. Met T'es morte Hélène heb mijn eigen fantasyfilm gemaakt, nu wilde ik voor iets rauwer gaan met een urban thriller.

Ik vind het echt leuk om genre-elementen te gebruiken om over heel intieme dingen of actuele dingen te praten. In T'es morte Hélène gebruikte ik een geest om te praten over het verlies van een geliefde. Hier ben ik voor een personage gegaan dat nietsvermoedend verwikkeld raakt in een reeks hachelijke situaties, maar de politie niet belt. Niet bellen is tegenwoordig een maatschappelijk probleem en het uitgangspunt van La nuit se traîne.’

Was je al vanaf het begin van plan om je thrillerverhaal het te koppelen aan het politiegeweld en de demonstraties die daarop volgden?

‘Het combineren van die zaken heeft mijn verlangen om te schrijven getriggerd. Drie dingen kwamen samen: de wens om een film te maken die zich in één nacht afspeelt met een sterk maar eenvoudig concept, het verlangen om het over een slotenmaker te hebben – een beroep dat tot de verbeelding spreekt - en politiegeweld, een onderwerp dat me raakt en waarover ik iets wilde zeggen.’

Vond je het moeilijk om een actiethriller te maken als eerste langspeelfilm? Is het een lastig genre om te maken in België?

‘Ik was al op een zekere terughoudendheid gestuit toen ik vorige projecten voorstelde. Ik denk dat het deze keer goed is gegaan vanwege het succes van mijn kortfilm, waarvan ik een lange versie aan het ontwikkelen ben in de Verenigde Staten, wat me dan weer een zekere legitimiteit heeft gegeven in de ogen van de sector. We beschikken niet per se over veel stuntlui of VFX-teams, en ook het verkrijgen van bepaalde filmvergunningen blijkt moeilijk. Ik moest de autoriteiten overtuigen om een achtervolging door de straten van Brussel te mogen filmen en we kregen natuurlijk niet alle toelatingen die we wilden.’

Hoe kwam je op het idee om het nummer La nuit ne finit pas van Petula Clark te gebruiken?

‘Het is een song die ik al heel lang met me meedraag. In eerste instantie wilde ik het gebruiken in een van mijn schoolprojecten, maar de rechten waren te duur. (lacht) Ditmaal paste het echter perfect. Het was een manier om iets van mezelf in de film te steken en Mady wat meer persoonlijkheid te geven. Dat hij niet naar hedendaagse muziek luistert en de band met zijn moeder heeft, geven hem iets melancholisch. Het maakt ook duidelijk dat hij liefdesverdriet heeft.’

Een ander cruciaal element in de film is uiteraard Brussel, dat je op een erg plakkerige, Gotham City-achtige manier afschildert.

‘Ik denk dat ik Brussel ook zo zie. Vroeger woonde ik op het platteland en schreef ik alleen verhalen die zich in kleine dorpjes afspeelden. Nu ik al tien jaar in Brussel woon, schrijf ik op plekken die me inspireren en als ik ergens ben, vraag ik me altijd af hoe ik die locatie zou filmen Ik heb wel honderden keren tegen mezelf gezegd dat ik graag een achtervolgingsscène zou filmen in de liften van de Marollen. Ik wil investeren in mijn stad en mezelf toestemming geven om erover te fantaseren door het prisma van de cinema. Ik ben zo vrij geweest om Brussel een beetje larger than life te maken: mysterieuzer en inderdaad plakkeriger. Ik wilde vooral dat Brusselaars hun stad zouden herkennen. Ik had geen zin in een ansichtkaartachtige aanpak vol uitgekiende shots van het Atomium of de Grote Markt.’

Is het je echt gelukt om de grootse demonstratiescène op het Poelaertplein op te nemen?

‘Dat was een van de meest ambitieuze scènes, waar natuurlijk de nodige visuele trucs bij kwamen kijken. We hadden amper 200 figuranten en de menigte in de film zou minstens met zo’n 5000 moeten zijn. Je ziet dus steeds dezelfde figuranten, die in alle shots van plaats veranderden. Met behulp van een rookmachine op de set konden we tijdens de postproductie ook nog op overtuigende wijze digitale figuren toevoegen.’

Hoe lang heb je in Brussel gefilmd?

‘In totaal duurde de opnames bijna acht weken. We hebben maar één dag in een Vlaamse studio gezeten, voor de autosequenties. Niet slecht voor een eerste film, al zeg ik het zelf. (lacht) ‘s Nachts filmen gaat sowieso langzamer en hier maakten de rookeffecten, het nat maken van de straten en het klaarzetten van alle apparatuur voor de stunts het er niet bepaald makkelijker op.’

Hoe kwam je op het idee om Romain Duris te casten als slechterik?

‘Vanaf het begin wilde ik dat iemand bekend Yannick zou spelen, zodat het personage een speciale impact zou hebben op het onderbewustzijn van het publiek. Als je minder bekende acteurs tegenover een ster als Romain zet, creëer je meteen een dynamiek die me bevalt. Het leek me ook boeiend om hem een soort personage te laten spelen dat hij niet vaak speelt. Ik was me zeer bewust van het feit dat dit een genrefilm is, maar op acteervlak wilde ik alle clichés vermijden. Een bekende kop die meestal sympathieke figuren speelt, is trouwens des te angstaanjagender als slechterik.’

Eerder had je het over de lange versie van je kortfilm T'es mort, Hélène. Hoe is dat project tot stand gekomen?

‘Dat is een best leuk verhaal. Mijn producent en ik hadden een gekke weddenschap afgesloten dat als ik zou winnen in Gérardmer, we zouden proberen een lange versie te maken in de VS. We wilden in Amerika filmen omdat dat de omgeving is die mijn kortfilm had geïnspireerd. Nadat we de volgende dag gewonnen hadden, feliciteerde iemand me op Facebook. Dat was een Fransman die in de VS woont en zich ontfermt met buitenlandse regisseurs die daar willen komen werken. Ik vertelde hem dat ik een lange versie wilde maken van T'es morte, Hélène, waarop hij zei: “Heel goed, wie zijn de mensen die je inspireren?” Ik had het onmiddellijk over Sam Raimi en kort daarna mocht ik een uur op gesprek met hem, terwijl hij bezig was met de opnames van Doctor Strange in the Multiverse of Madness. Het was een geweldige kennismaking en hij vertelde me dat hij graag als producent aan mijn film wilde meewerken.

Momenteel is het schrijfproces bezig. Omdat ik het erg druk heb gehad met La nuit se traîne, begeleidde ik dat vanop een afstand. Nu heb ik echter opnieuw officieel de leiding en lijkt het allemaal vrij snel te gaan. We hopen volgend jaar te filmen, maar dat hangt af van de evolutie van het script en van de acteurs die geïnteresseerd zijn in het project. Ik ga niet liegen: het is erg stresserend, maar ook heel spannend.’

Voel je al druk van de Amerikaanse studiobonzen, zoals sommige van je buitenlandse collega’s die je voorgingen die voelden?

‘Ik denk dat ze het nodige respect hebben voor regisseurs en scenaristen en meer van zich laten horen tijdens de montage. Ik besef meer en meer dat je je ruimte als maker moet innemen en mensen moet overtuigen door oplossingen te bieden voor alle mogelijke lastige vragen waarmee ze op de proppen kunnen komen. Zolang je het spel meespeelt, is alles mogelijk. Aan jezelf twijfelen is geen optie.’

Simon Lionnet

Gerelateerde films