Eerder deze eeuw doopte de Italiaanse cineast Luca Guadagnino drie opeenvolgende films — «Io sono l’amore», «A Bigger Splash» en «Call Me by Your Name» — zijn Trilogie van de Begeerte. Maar eigenlijk is de onweerstaanbare honger naar affectie een terugkerend thema in zowat al zijn verhalen. En dat geldt zeker ook weer voor «Queer», zijn bewerking van de gelijknamige novelle van Beat-boegbeeld William S. Burroughs. Die zette het boek in 1953 op papier, al zou het meer dan 30 jaar duren voor het ook gepubliceerd raakte. Het hoeft niet echt te verwonderen, want in «Queer» graaft Burroughs via zijn alter ego William Lee diep in zijn eigen demonen: zijn schuldgevoelens na de dood van zijn echtgenote Joan Vollmer (hij raakte haar in het hoofd toen hij haar in een dronken bui een glas van het hoofd probeerde te schieten), zijn zware verslaving aan alcohol en drugs, en zijn verboden hunkering naar herenliefde.
Guadagnino vertaalt Burroughs’ complexe schrijfstijl in een bezwerende film. «Queer» speelt zich af in Mexico City en de jungle van Zuid-Amerika, maar de cineast draaide hem helemaal in filmstudio Cinecittà in Rome. Op die manier had hij niet alleen volledige controle over de vaak indrukwekkende beelden, het geeft de film soms een onwereldse uitstraling. Dat klinkt misschien abstract, maar Guadagnino beheerst als weinig anderen de kunst om pure sensualiteit op het scherm te schilderen, en «Queer» is geen uitzondering. Je kunt niet anders dan smelten bij de scène waar William Lee zich inbeeldt dat hij Allerton streelt, de jongeman aan wie hij zijn hart heeft verpand. En de hallucinaties die de hoofdfiguren beleven wanneer ze ayahuasca genomen hebben, zijn wonderlijk.
Tegelijk is «Queer» ook gewoon een mooi liefdesverhaal, gedragen door een heerlijke Daniel Craig. Een trieste historie, omdat je begrijpt dat Lee nooit echt zal krijgen waar hij zo hard naar verlangt. Maar ook hoopgevend, omdat hij er ondanks alles ook sterker en gelouterd uitkomt.