Twee bevriende schoorsteenvegers — ja, dat beroep bestaat nog — zitten na hun werkdag op de daken van Oslo nog wat te keuvelen in het kantoor. De ene doet een vreemde seksueel getinte droom uit de doeken, waarin David Bowie plots opdook en hij het gevoel had dat het rockicoon hem aankeek alsof hij een vrouw was. Waarop de andere begint te vertellen dat hij bij een mannelijke klant was gepasseerd die hem had voorgesteld om seks te hebben. En dat hij op het voorstel was ingegaan.
Zo begint Sex, en het is lang niet het enige gesprek dat de personages aangaan. Integendeel, praten is de kern van de film, en bij uitbreiding van de hele trilogie waar hij deel van uitmaakt. Love speelt ook al in de zalen en gaat over twee collega’s (een heteroseksuele vrouwelijke dokter en een homoseksuele mannelijke verpleger) met verschillende visies op relaties. Dreams, die eerder dit jaar de Gouden Beer kreeg op het filmfestival van Berlijn en pas in november in de bioscoop komt, beschrijft dan weer de eerste grote liefde en seksuele ontbolstering van een 16-jarig meisje. En Sex verdiept zich meer bepaald in de beperkingen en uitdagingen van monogame relaties en de fluïditeit van genders en verlangens.
Thematisch zijn de drie films nauw met elkaar verbonden. Seks, liefde en dromen/begeerte/aspiraties vormen tenslotte één pakket. Regisseur/scenarist Dag Johan Haugerud voert wel elke keer andere personages op en haalt een ander stuk van zijn thuisstad Oslo voor de camera, zonder er daarom een bewegende toeristische brochure van te maken. Maar het knapste is hoe hij telkens verse invalshoeken vindt voor de — weliswaar eindeloos rijke — onderwerpen en hoe hij de lange praatscènes discreet en toch gevarieerd in beeld brengt. Vergeleken met de twee andere delen is Sex trouwens de meest intellectuele, met gesprekken die zich het meest op een filosofisch niveau afspelen. Het zorgt ervoor dat dit misschien het minst pakkende luik van de trilogie is, maar daarom absoluut niet het minst boeiende.