Interview

Óliver Laxe over "Sirat" : "De enige oplossing is om onze menselijkheid terug te vinden."

Arthur Bouet

In het café van een groot hotel in het hart van Brussel zit een lange, ietwat slungelige man met lang haar en een mystieke uitstraling op ons te wachten aan een tafeltje. De avond voordien stelde de Spaanse cineast Óliver Laxe in avant-première zijn nieuwe langspeelfilm Sirāt voor aan een overvolle zaal in de bioscoop Palace. Hij zit midden in een drukke promotietournee en moet diezelfde namiddag alweer naar Frankrijk, maar dat hoge tempo lijkt zijn rust niet te beïnvloeden. Hij wordt nochtans overstelpt met aandacht sinds de wereldpremière van Sirāt op het filmfestival van Cannes, waar hij de Prix du Jury won en een schok teweegbracht bij de festivalgangers, journalisten en filmfans van allerlei aard. Ontmoeting met een artiest die niets liever wil dan van cinema opnieuw een transcendentale ervaring maken.

Voor we in de film zelf duiken: Sirāt werd bijzonder goed onthaald in Cannes en je mocht naar huis met de Prijs van de Jury. De verwachtingen van het publiek lijken sindsdien hooggespannen en je naam ligt op de lippen van iedereen die cinema in het hart draagt. Hoe gaat het met je?

Weet je, mensen zoeken altijd betekenis in wat ze doen. Ik zat vol twijfels toen ik Sirāt maakte. Ik studeer ook al een tijdje psychotherapie, en ik ben me bewust van de neurotische kant van wat ik doe als kunstenaar. Maar ik zie ook dat ik verbonden ben met mijn eigen essentie, en dat is dan weer gezond. Cinema helpt me om mezelf te leren kennen en te genezen. Al blijft het toch buitenissig. Ik maak complexe en extreme films. Mijn vorige, Fire Will Come, heb ik temidden van echte bosbranden gedraaid. Er zit iets irrationeels in wat ik doe. Iets wat onberekend en roekeloos is.
Maar Sirāt was een angstaanjagende ervaring voor mij. Het was mijn bedoeling om voor de kijker te zorgen, maar uit de feedback die ik op het scenario kreeg, bleek dat niemand begreep wat ik voor ogen had. Ze dacht dat de kijkers net zouden afzien, en dat was net wat ik niet wou. Voor een kunstenaar is volhouden het moeilijkste. Cannes heeft dat allemaal zin gegeven. Het was alsof het leven zei: «Dit is jouw ding». Het mooie was dat we al snel doorhadden dat dit meer was dan zomaar een film. Het was cinema als ceremonie. Er zit een soort magie in Sirāt. Witte magie, hoop ik. (lacht)

Sirāt begint als een mysterie, de zoektocht naar een verdwenen jonge vrouw. Maar je begrijpt al snel dat het om een dwaalspoor gaat. Wou je met de kijker spelen, de illusie creëren dat de film een vertrouwd verhaal zal zijn en ons vervolgens meevoeren naar iets wat meer experimenteel en zintuiglijk is en meer fluïde als verhaal?

Ik wou de kijker niet om de tuin leiden, nee. Dit is het leven zoals het is. Jij bent naar hier gekomen om een interview te doen, maar er had onderweg evengoed iets kunnen gebeuren waardoor je je plannen had moeten veranderen. Het is geen dwaalspoor, het maakt deel uit van de wonde die Luis, de vader in de film, met zich meedraagt, tot het einde. Sommige kijkers vertelden me achteraf een interpretatie die ik mooi vind, dat Luis nooit zo dicht bij zijn dochter heeft gestaan als aan het einde van de film. Het is een moment van catharsis, en hij danst. Hij gaat door een hel om iets in zichzelf onder ogen te zien.

Hoe heb je je acteurs gekozen? Vond je het belangrijk om een professionele acteur als Sergi López te omringen met niet-professionele spelers en echte ravers?

Ik ben in het verleden vaak naar raves en fuiven gegaan, en ik had dus al enkele vrienden uit die scene. Sirāt is een project waar ik al meer dan tien jaar mee rondloop, en iemand als Bigui (Richard Bellamy) was er bijvoorbeeld al van bij het begin bij betrokken. Drie jaar voor de opnames verloor hij zijn hand tijdens een betoging van de gilets jaunes, toen hij geraakt werd door een granaat van de politie. In het geval van Tonin (Tonin Janvier), die een been mist, had ik meer twijfels. Niet over hem als acteur, maar omdat ik het vreselijk vind als een auteur tijdens het creatieve proces te veel zijn bedoelingen in de verf zet. Het mocht vooral niet sensationeel overkomen. Ik heb dus lang nagedacht, ik ben tot de conclusie gekomen dat mijn bedoelingen nobel waren, en ik denk dat ik uiteindelijk de juiste beslissing genomen heb. Ik vind het mooi dat die acteurs hun blessures gewoon aanvaarden en ermee door het leven stappen. Mensen zoals zij, zogenaamde travellers, worden gezien als een soort Peter Pan-figuren, en toch hebben ze een bepaalde maturiteit. Je voelt dat hun wonden aanwezig zijn in hun rimpels, in hun stiltes, in hun gebaren, vind je niet? Je hebt een bepaalde kwetsbaarheid nodig om met niet-professionele acteurs te werken, maar ook een andere energie. Er is een uitspraak van Franciscus van Assisi die ik in het hart draag: «De gratie bevindt zich in het lelijke».

Die blessures vertellen ook iets over de personages.

Ja, hoe fanatiek ze zijn. Deze film heeft het over een gemeenschap van gekwetste mensen. Een familie zonder onderscheid qua klasse, ras of gender. Wat onze wonden betreft, zitten we allemaal een beetje in hetzelfde schuitje. Persoonlijk heeft Sirāt me geholpen om nauwer in contact te komen met mezelf. Dat heb ik geleerd door naar raves te gaan: uitdrukkelijk mijn blessures uithuilen. Ermee dansen.

De muziek speelt uiteraard een cruciale rol in de film. Op welk moment kwam die aan bod in het creatieve proces?

De beelden zijn eerst gekomen. Ik woonde toen in Marokko, al vijf jaar in Tanger, en ik zag beelden voor mijn geestesoog van vrachtwagens die door de woestijn reden. Vrachtwagens die geen echte vrachtwagens meer zijn.

Het lijkt bijna sciencefiction als je ze door de nacht ziet razen. Het is alsof ze in het luchtledige zweven.

Ze hebben ook iets spookachtigs. Het beeld deed mij in elk geval denken aan reizen als begrip. De snelheid, de razernij, de innerlijke tocht. Het is bizar hoe ideeën voor een film ontstaan. Je hebt echt het gevoel dat de film via jou tot leven wil komen. Het is magisch. Op een dag daagde dat beeld bij me op, tijdens een feestje in een tuin vol palmbomen. Ik was al sinds mijn tienerjaren niet meer naar een rave geweest, en plots vond ik weer contact met dat deel van mezelf. Ik heb deze film als het ware tot stand gedanst. Ik heb die beelden ontwikkeld op de dansvloer, op muziek. Op dat moment besefte ik hoe krachtig die fantasie was. Ik bedacht me dat er iets weerklinkt tussen de Koran en technomuziek. Het zijn twee dingen die ik in mijn lijf heb en die deel uitmaken van de film.

Al was het maar door de titel. Sirāt verwijst naar de smalle brug die volgens de Koran naar het hiernamaals leidt. Die kan je ook zien als de weg die de dansers naar de transcendentie voert die ze zoeken door te dansen.

Precies. Die transcendentie is echter geen doel op zich. We vellen geen oordeel over hoe die personages dat aanpakken. We zijn eerder blij dat er vandaag nog altijd mensen zijn die op zoek gaan naar die transcendentie.

Het wint nog aan belang gezien die politieke context waarin je de film situeert. Stukje bij beetje begrijp je dat er voorbij de woestijn een oorlog broeit, misschien zelfs een Derde Wereldoorlog. Heeft zo’n zoektocht naar het transcendentale des te meer betekenis als het einde van de wereld in zicht is?

We hebben maar één oplossing: naar ons innerlijk kijken. Het is de enige manier waarop we ons echt kunnen bevrijden. Het leven zal ons steeds meer dwingen om stil te staan bij wat het betekent om mens te zijn. Dat stemt me trouwens hoopvol. Klimaatverandering, nieuwe technologieën, we staan zo dicht bij de afgrond. De enige oplossing is om onze menselijkheid terug te vinden.

Sirāt heeft effectief een opvallende menselijke kwaliteit. Je hebt de indruk dat je de film kunt aanraken en voelen. Veel draait om textuur, van de muziek maar ook van de beelden. Wat heb je gedaan om die twee kanten van de film te mengen, om ervoor te zorgen dat ze elkaar versterken?

We wilden beelden creëren die je kon beluisteren en geluiden die je kon zien. Een landschap van geluid ontwikkelen. Kunst is een kwestie van proporties en geometrie. Hoe je de beelden maakt, hoe je ze op elkaar afstemt. Dat gebeurt heel onbewust en hangt samen met mijn gevoeligheid. Het is niet rationeel.

Intellectualiseer je niet te veel?

Ik vind dat wij als auteurs die grootste vijanden zijn van ons eigen werk. Daarom blijven films vaak hangen op het niveau van hun maker. Terwijl films ons net moeten overstijgen. Je moet een goed evenwicht zoeken, weten wanneer je er een punt moet achter zetten. In mijn geval is het probleem met cinema dat het onvermijdelijk een creatief proces van heel lange duur is en dat er veel druk op zit. Je moet je voortdurend aanpassen aan de realiteit en toegevingen doen. Toen ik op de dansvloer stond en die beelden voor ogen zag, was ik niet enkel verbonden met mijn eigen gevoeligheid maar ook met universele archetypen, met het collectieve onderbewuste. Dat is een heel krachtige bron van energie, alsof je in een bioscoopzaal zit. Je bent daar alleen, maar tegelijk ben je subtiel verbonden met de rest van de mensen en word je beïnvloed door die anderen.

Als coproducent van mijn eigen film was ik krachtig genoeg om die broze eerste beelden te beschermen. Ik heb ze tijdens het hele proces van schrijven, preproductie en opnames in leven kunnen houden. Dat is de sleutel. Een beeld is iets complex. Het is een mysterie. Het is op zoveel niveaus verweven met het menselijke metabolisme. Het probleem van cinema is dat je beelden gebruikt om iets anders te bereiken. Om een verhaal te vertellen of een concept weer te geven. Als auteur leg je er te veel je fallus in. Daar moet je een tegengewicht voor vinden. Mannelijke energie is erg belangrijk om iets te creëren: de verovering, het avontuur, de queeste van de held. Alleen moet je genoeg op het niveau van suggestie blijven en het in evenwicht brengen met iets wat vrouwelijker is. Iets wat meer betekenislagen heeft. Iets wat lyrischer en esoterischer is.

Is cinema altijd je favoriete manier geweest om jezelf uit te drukken? Of voel je soms de behoefte om andere media uit te proberen?

Ik hou van schrijven. En van muziek. Dat zeg ik met de nodige spijt. (lacht) Je kunt niet alles doen, al vind ik het met name frustrerend dat ik niet het talent heb om mezelf via muziek uit te drukken. De soundtrack van Sirāt is van de hand van Kangding Ray, en die samenwerking was één van de hoogtepunten uit mijn carrière als kunstenaar. Ik vond het enorm stimulerend om de handen in elkaar te slaan met een artiest die zo gevoelig is als hij. Het was de eerste keer dan ik samenwerkte met een muzikant. In mijn vorige films, die een meer bescheiden budget hadden, maakte ik gebruik van bestaande muziek waarvan we de rechten hebben gekocht. Nu wil ik graag verdergaan in die nieuwe richting.

Zonder te veel van de plot te verklappen: je personages maken bijzonder schokkende en gewelddadige beproevingen door. Toch heb je niet het gevoel dat je met een wrede blik naar hen kijkt. Waaraan ligt dat, denk je?

Wat denk je zelf?

Volgens mij zegt de film dat de dood geen einde op zich in maar misschien het begin van iets anders. In de scène waar het personage van Sergi López in de woestijn danst, voel je duidelijk dat hij zich laat gaan, dat hij zijn angsten en valse overtuigingen laat varen. Hij bevrijdt zich als het waren uit de gevangenis van zijn eigen identiteit om aansluiting te zoeken bij iets groters. Je voelt een echte verbondenheid met zijn gezellen. Ze zijn geen mannen of vrouwen meer maar onderdelen van een groter geheel die hen allemaal omarmt.

Ik had het niet beter kunnen verwoorden. Dat raakt me diep. Bedankt daarvoor. In de Spaanse krant El País verscheen een eerder controversieel artikel waarin ik vergeleken werd met de cinema van de wreedheid, cineasten als Michael Haneke en Lars von Trier. Dat vind ik jammer, want het komt totaal niet overeen met wat het publiek ervaren heeft. De geest van de regisseur uit zich subtiel in zijn stilistische keuzes. Ik voer mijn eigen innerlijke strijd, maar ik ben toch ook blij dat ik vandaag leef. Ik kijk met optimisme naar de toekomst. Ik heb vertrouwen in de mensheid en ik heb mijn geloof. Uit al die zaken put ik een bepaalde sereniteit. Die vind je in de film terug en de kijker voelt die onbewust ook. Je merkt het ook aan de muziek. In de loop van de film wordt die steeds lichter en aardser. Ik film mijn personages met waardigheid. Ik zeg altijd: geen enkel blad aan de boom beweegt zonder een perfecte en intelligente reden. Ik ben vervuld van een gevoel van «zo moest het zijn», en dat breng ik via de film over op de kijker. Een aanvaarding, een onthechting.

Die verminkte mensen in de film vieren het leven. Dat heb ik begrepen in de rave-, techno- en traveller-cultuur. Ik weet nog dat ik op een gegeven moment stopte met draaien, omdat ik het gevoel had dat we te ver gingen. Ik was aan het dansen en dacht dat we klaar waren. Maar plots zag ik de camera van de second unit (ondersteunend filmteam, red), die de rave aan het filmen was, en dat vond ik te heftig. Ik klom de berg omhoog terwijl het feest verderging — de deal was om drie dagen te feesten — en ik zag daar beneden al mijn neuroses, al die trucks met filmmateriaal. Het is zot om een rave te organiseren voor een film. We waren dan al drie weken aan het draaien en ik was uitgeput. Cinema is extreem. Je gaat tot het uiterste om een film te maken. En dat is ook de rave-cultuur: je verlegt je grenzen. Ik weet nog dat ik daar op die berg stond en begon te huilen. Ik rolde op de grond en keek bij mezelf naar binnen. Maar de beat, de muziek, tilde me op. Ik huilde en ik danste.

Sirāt bevat het subversieve idee van een feestelijke en serene apocalyps.

Kwetsbaarheid en breekbaarheid zijn subversief. Er zijn voorbeelden genoeg uit het dagelijks leven. Ik verwijs graag naar een bevalling. Als je dat filmt, krijg je in wezen een horrorfilm. Ik zou flauwvallen, het is vreselijk. Vrouwen die bloeden, die schreeuwen van de pijn, die het soms niet overleven. En tegelijkertijd gaat het om de overdracht van leven, een dialoog met het leven die je niet kunt beschrijven. Ik ben een beetje essentialistisch, maar ik vind het bijzonder krachtig, iets wat vrouwen ervaren en wij niet.

Ik denk ook vaak aan de mensen die ooit een vliegtuigcrash in de Andes overleefd hebben. Als je naar hen of hun ouders luistert, hoor je vaak dat ze niets aan hun lot zouden willen veranderen. Ze weten dat het zo moest lopen. Er is een soort geheime overdracht, iets om van te leren. Ze missen de berg zelfs, want ze hebben nooit zo dicht bij het leven gestaan als tijdens die helletocht. We zijn verdrietig als iemand die we kennen overlijdt, maar er is op dat moment ook een dialoog met het leven die een zoete smaak heeft. De crisis is een mechanisme van het leven om ons opnieuw in contact te brengen met onszelf. Elke mens heeft een essentie maar ook een persoonlijkheid, een masker. Die fictieve persoonlijkheid ontwikkelt zich in het ego-paleis van het leven, en de essentie raakt verborgen. Maar een crisis doorboort die persoonlijkheid en legt je wezen weer bloot. De grote wanorde zit vanbinnen. Wat je aan de buitenkant ziet, is maar een weerspiegeling.

Sirat

De Spaanse regisseur Oliver Laxe neemt je mee op een spectaculaire trip door de Marokkaanse woestijn. Terwijl de bassen van de opzwepende soundtrack je trommelvlies beroeren, houdt Laxe je op het puntje van je stoel.

Arthur Bouet

Laatste artikelen